belangrijke kenmerken van een vogel
- De veren op zijn lichaam geven een vogel zijn vorm. Vliegveren op vleugels en staart gebruikt hij om te vliegen. Onder de veren zitten donsdeken die de vogel warmhouden.
- Een vliegende vogel gebruikt zijn staart om te sturen en te landen. Sommige vogels gebruiken hun staart om een partner aan te trekken. Wanneer de staart van een tamme voglel op en neer beweegt, kan dat een teken zijn dat hij ziek is.
- Veel vogels kunnen hun kop 180 graden draaien.
- Vogels hebben 9 luchtzakken. Ze helpen om lucht door het lichaam van de vogel te stromen. Daardoor kunnen vogels ook ademen en hun lichaamstemperatuur op peil houden als ze hoog in de lucht zijn waar minder zuurstof is.
- De meeste vogels hebben grote ogen in de zijkanten van hun kop. Hiermee kunnen ze uit alle richtingen gevaar zien naderen. Elk oog wordt beschermd door3 oogleden.
- De snavel van een vogel bestaat uit bot en keratine. Sommige vogels hebben een haalsnavel die ze gebruiken om te klimmen, en om noten en zaden te eten. Vogels gebruiken hun snavel ook om hun veren te poetsen.
- De 2 sterke poten van een vogel worden beschermd door schubben,. Een vogel gebruikt zijn poten op zich af te zetten als hij opvliegt.
- Sommige vogels hebben aan elke voet 2 naar voor en 2 naar achteren gerichte tenen. Die komen van pas bij het klimmen? Roofvogels hebben grote nagels aan hun tenen op prooien te vangen. Vogels gebruiken hun tenen ook om zich aan een stof of zitstok vast te houden.